Ingezonden brief: De andere kant van veraarden
vrijdag 18 juli 2025
De afgelopen maanden staat veraarden – ook wel humaan composteren genoemd – steeds vaker in de belangstelling als mogelijke, duurzame vorm van lijkbezorging. Op social media en in vakmedia laten voorstanders van zich horen: enthousiast, overtuigend en met veel idealisme. Er is sprake van een goed georganiseerde lobby, waarin veraarden wordt gepositioneerd als het logische, groene alternatief voor begraven en cremeren.
Juist in zo’n klimaat is het belangrijk ook ruimte te bieden aan andere geluiden. Want niet iedereen is onverdeeld positief. In de onderstaande ingezonden brief reageert een uitvaartprofessional kritisch op de mogelijke legalisering van veraarden. Hij vraagt zich af of de samenleving hier wel klaar voor is – en of veraarden werkelijk zo duurzaam en wenselijk is als vaak wordt gesuggereerd.
Een prikkelend betoog dat uitnodigt tot reflectie en debat.
– Redactie Uitvaart.nl
Waarom veraarden voorlopig geen wettelijk erkende vorm van lijkbezorging zou moeten worden
In een tijd waarin duurzaamheid en innovatie ook de uitvaartbranche doordringen, klinkt de roep om alternatieven voor begraven en cremeren steeds luider. Eén van die alternatieven is veraarden: een gecontroleerd composteringsproces waarbij het lichaam van de overledene in een afgesloten systeem, vaak binnenshuis, in enkele weken tijd wordt omgezet in voedzame aarde. Het proces – ook wel humaan composteren of humusatie genoemd – is al toegestaan in een reeks Amerikaanse staten en sinds kort ook in Duitsland.
Toch is de legalisering van veraarden in Nederland prematuur. Niet omdat de techniek faalt, maar omdat de culturele, juridische en ethische implicaties nog te ondoorgrond zijn. Veraarden is geen technische innovatie, maar een fundamentele herschikking van hoe wij als samenleving omgaan met het dode lichaam. En dat vraagt om meer dan sympathie en idealisme.
1. Beperkt draagvlak is geen vrijbrief voor fundamentele systeemverandering
Voorstanders van veraarden wijzen terecht op een groeiende belangstelling onder burgers en professionals. Sommigen trekken zelfs de parallel met de strijd voor legalisering van crematie, die in Nederland pas in 1955 werd toegestaan – ondanks het feit dat verenigingen als de Arbeiders Vereniging Voor Lijkbezorging en de Vereniging voor Facultatieve Crematie decennia eerder al grote groepen burgers wisten te mobiliseren.
Toch gaat deze vergelijking maar deels op. Crematie had symbolisch en cultureel een herkenbare basis; het was een ‘droge’ verbranding met een duidelijk ritueel. Veraarden daarentegen is radicaal fysiek – het reduceert het lichaam tot aarde, letterlijk – en stelt de samenleving voor geheel nieuwe vragen: over ritueel, over herinnering, over de status van stoffelijke resten. Juist daarom vraagt het veel méér maatschappelijke rijping en normatieve reflectie. Een toenemende interesse is niet hetzelfde als maatschappelijk draagvlak.
2. Ethische vervreemding van het lichaam
Bij veraarden wordt het lichaam verwerkt tot compost, meestal binnen zes tot acht weken. De nabestaanden ontvangen een hoeveelheid aarde die theoretisch kan worden ingezet voor boomplanting of tuinaanleg. Maar wat zegt dat over de menselijke waardigheid? Velen zullen het idee dat een lichaam gecomposteerd wordt associëren met afvalverwerking, niet met respectvol afscheid.
Het menselijk lichaam is in bijna alle culturen méér dan een biologisch object. Het is drager van identiteit, van herinnering, van ritueel gewicht. Veraarden daagt dat beeld expliciet uit – en dat is legitiem – maar het doet dat zonder dat de samenleving al voldoende handvatten heeft om daarmee om te gaan. Een lichaam is geen reststroom. Wie dat wél zo benadert, breekt met eeuwen van betekenisgeving – en dat vraagt om een maatschappelijk debat dat nu nog nauwelijks gevoerd wordt.
3. Juridisch grijs gebied en onduidelijke eigendomsstatus
De huidige Wet op de Lijkbezorging biedt geen enkele basis voor het composteringsproces van menselijke lichamen. Bij begraven en cremeren zijn grafrechten, asbestemmingen en bewaartermijnen wettelijk vastgelegd. Maar wat is de status van de humus die overblijft na veraarden? Is die eigendom? Mag ze worden verspreid op privégrond, worden verhandeld, opgeslagen? Wie houdt toezicht op de kwaliteit of herkomst?
Zonder helder juridisch kader dreigt veraarden een civielrechtelijk mijnenveld te worden, waarbij nabestaanden, gemeenten en toezichthouders geen houvast hebben. Juist omdat het gaat om iets onomkeerbaars – het lichaam verdwijnt definitief – moet dit eerst tot in detail zijn uitgewerkt. Experimenteren met menselijke resten zonder wettelijk fundament is onaanvaardbaar.
4. Verlies van ritueel en herinneringsplek
Zowel begraven als cremeren geven nabestaanden een plek: fysiek én mentaal. Een grafsteen, een urn, een strooiveld – ze maken rouw concreet. Veraarden biedt daarentegen een handvol aarde, zonder inherente symboliek of plaats. Natuurlijk kun je die aarde inzetten om een boom te planten, maar dat vraagt een actief initiatief van nabestaanden. Voor velen is dat te abstract, te vrijblijvend. De plek verdwijnt. Het lichaam verdwijnt. En daarmee verdwijnt ook het kader voor gedeeld ritueel en herinnering.
5. Twijfelachtige duurzaamheidsclaims
Veraarden wordt gepositioneerd als de meest duurzame vorm van lijkbezorging. Maar dat narratief verdient nuancering. Het proces vereist een gesloten, klimaatgestuurd systeem met temperatuurregeling, beluchting en monitoring – vaak wekenlang. Hoe verhoudt zich dat tot bijvoorbeeld cryomeren, resomeren of zelfs ‘groen’ begraven zonder grafsteen? Is er al een robuuste levenscyclusanalyse (LCA) die de ecologische claim onderbouwt?
Zonder eerlijke vergelijking is de duurzaamheid van veraarden vooral een imago – een groene belofte zonder bewijs. De uitvaartbranche verdient beter: werkelijke duurzaamheid vraagt om meetbaarheid, niet om marketing.
Conclusie: traagheid is geen zwakte, maar wijsheid
De dood vraagt om zorgvuldigheid. Niet om technologische haast. Veraarden is een fascinerende ontwikkeling, met oprechte idealen en interessante mogelijkheden. Maar het is te vroeg. Niet omdat mensen er niet klaar voor zijn, maar omdat de samenleving nog niet weet wát het eigenlijk wil met het menselijk lichaam na de dood.
Wie écht vernieuwend wil zijn in de uitvaartzorg, doet er goed aan niet alleen te kijken naar wat technisch kan, maar vooral naar wat cultureel gedragen wordt, juridisch houdbaar is en ritueel betekenisvol blijft.